-
1 nader kennis maken met iemand
nader kennis maken met iemandfaire plus ample connaissance avec qn. -
2 kennis
♦voorbeelden:zij waren goede kennissen • ils se connaissaient bienkennis dragen van iets • connaître qc.kennis geven • faire part de (qc. à qn.)ik heb met hem kennis gemaakt • j'ai fait sa connaissancekennis van zaken hebben • s'y connaîtrenader kennis maken met iemand • faire plus ample connaissance avec qn.kennis nemen van iets • prendre connaissance de qc.zijn kennis spuien • étaler ses connaissanceszij is weer bij kennis gekomen • elle a repris connaissance(geheel) bij kennis zijn • avoir toute sa connaissancedat is buiten mijn kennis gebeurd • cela s'est produit à mon insubuiten kennis zijn • être sans connaissancebuiten kennis raken • perdre connaissanceiemand van iets in kennis stellen • informer qn. de qc.ik zal je met haar in kennis brengen • je te la présenteraimet kennis van zaken • en connaissance de causeiemand iets ter kennis brengen • porter qc. à la connaissance de qn.een kennis van mij • une de mes connaissancesdat gaat mijn kennis te boven • cela me dépasse〈 spreekwoord〉 kennis is macht • savoir, c'est pouvoir¶ kennis aan iemand hebbenkennis maken met iemand, iets • entrer en contact avec qn., qc. -
3 connaissance
connaissance [konnessãs]〈v.〉♦voorbeelden:avoir connaissance de • weten, kennendonner connaissance de qc. à qn. • iemand iets doen wetenvenir à la connaissance de qn. • iemand ter ore komenà ma connaissance • voor zover ik weeten connaissance de cause • volstrekt terechtêtre, rester sans connaissance • buiten kennis zijnperdre connaissance • flauwvallen3 j'ai fait sa connaissance • ik heb met hem, haar kennis gemaaktfaire connaissance avec qn., faire la connaissance de qn. • met iemand kennis makenpersonne de connaissance • bekend, vertrouwd iemandêtre en pays de connaissance • zich in vertrouwd gezelschap, op bekend terrein bevinden1. f1) kennis, wetenschap2) bewustzijn3) kennis, bekende4) bevoegdheid [rechter]2. connaissancesf pl -
4 näher
näher2 nader-, dichterbij♦voorbeelden:bei näherer Betrachtung, bei näherem Hinsehen • bij nader inzienjemandem etwas näher bringen • iemand (beter) vertrouwd maken met ietsnäher kennen • van meer nabij kenneneinem Plan näher treten • op een plan nader ingaan, een plan in overweging nemennichts Näheres • niets naders, geen verdere bijzonderhedendes Näheren • meer in bijzonderheden, nader2 die nähere Umgebung • de naaste, nabije omgevingetwas liegt näher • iets ligt meer voor de hand, iets is eerder te verwachtenjemandem näher stehen • (vrij) nauwe banden hebben met iemandeiner Sache näher kommen • tot de kern van de zaak komen -
5 bekannt
bekannt♦voorbeelden:1 etwas bekannt geben • bekendmaken, verklarenjemandem etwas bekannt geben • iemand iets me(d)edelen, iemand op de hoogte brengen van ietsich machte ihn mit ihr bekannt • ik stelde hem aan haar voordarf ich bekannt machen? • mag ik voorstellen?etwas bekannt machen • iets bekendmaken, me(d)edelenich habe ihn mit der Regelung bekannt gemacht • ik heb hem van de regeling in kennis gesteldmit jemandem bekannt werden • met iemand kennis maken, iemand leren kennensie sind gut (miteinander) bekannt • ze kennen elkaar goed -
6 mit jemandem bekannt werden
met iemand kennis maken, iemand leren kennenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > mit jemandem bekannt werden
-
7 faire connaissance avec qn., faire la connaissance de qn.
faire connaissance avec qn., faire la connaissance de qn.Dictionnaire français-néerlandais > faire connaissance avec qn., faire la connaissance de qn.
-
8 jemandes nähere Bekanntschaft machen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandes nähere Bekanntschaft machen
-
9 acquaintance
n. kennismaking; kennis[ əkweentəns]♦voorbeelden:1 bekendheid ⇒ vertrouwdheid, kennis♦voorbeelden:acquaintance with • kennis van -
10 Bekanntschaft
-
11 kennismaken
2 [de eerste beginselen leren kennen] be introduced (to), get/become acquainted (with)♦voorbeelden:persoonlijk met iemand kennismaken • get to know someone personallyhebben jullie al kennis gemaakt? • have you two met (before)?2 iemand laten kennismaken met … • introduce someone to … -
12 apprentissage
apprentissage [aaprãtiesaazĵ]〈m.〉1 scholing ⇒ vorming, opleiding♦voorbeelden:faire son apprentissage • stage lopenêtre en apprentissage chez qn. • bij iemand in de leer zijnm1) scholing, opleiding -
13 zaak
8 [staatskwestie] affair9 [belang dat men behartigt] cause♦voorbeelden:1 het is de gewoonste zaak ter wereld om … • it is the most natural thing in the world to …algemene zaken • general affairszich met zijn eigen zaken bemoeien • mind one's own businessgemene zaak maken met iemand • be in league/collusion with someoneonverrichter zake terugkeren • return without having achieved one's aim; 〈 met niets verkregen〉 come back empty-handedhoe staan de zaken? • how are things?iemands zaken waarnemen/behartigen • look after someone's affairsdat is jouw zaak • that is your concerneen zaak van gewicht • a matter of (some) importanceeen zaak van ondergeschikt belang • a minor matter/pointde zaak in kwestie • the matter at hand3 goede zaken doen (met iemand) • do good business/trade (with someone)er worden goede zaken gedaan in … • trade is good in …zaken zijn zaken • business is businessin zaken gaan • go into businessover zaken spreken • talk businesshij is hier voor zaken • he is here on businesseen zaak runnen/hebben • run a businessik ben de hele dag op de zaak • I am at work all day; 〈 met betrekking tot een winkel〉 I am at the shop all dayeen auto van de zaak • a company carweten hoe de zaken ervoor staan • know how things stand/what the score isnu de zaken er zo voor staan • things being as they are, now things have come to this, such being the casewat is zijn rol in de zaak? • where does he fit/come in?de zaak is deze … • the point is …ter zake doen • 〈 belangrijk zijn〉 matter, be to the point; 〈 van invloed zijn〉 be significant; 〈 betrekking hebben〉 be relevantter zake komen • come to the pointdat doet hier niet(s) ter zake • that is irrelevant/beside the pointkennis van zaken hebben • know one's factszeker zijn van zijn zaak • be sure of what one's doingde zaak Menten • the Menten case8 Binnenlandse Zaken • Domestic/Internal AffairsBuitenlandse Zaken • Foreign Affairslopende zaken • current business, business in handvechten voor een verloren/hopeloze zaak • fight for a lost cause, fight a losing battle¶ het is zaak om … • the thing is to …niet veel zaaks zijn • be not up to much, be not a lot of good, be poor/indifferent, be a poor show/affair -
14 meet
adj. op de juiste plaats zijnde, passend, voorzien--------n. ontmoeting; plaats van ontmoeting (bij jagers, etc.)--------v. ontmoeten; samenkomen; tegenkomen; kennis maken met; antwoord geven aan; volgens het tijdschema meegaanmeet1[ mie:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————meet21 elkaar ontmoeten ⇒ elkaar treffen/tegenkomen♦voorbeelden:→ meet with meet with/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ontmoeten ⇒ treffen, tegenkomen4 afhalen5 behandelen ⇒ tegemoet treden, het hoofd bieden8 ondervinden ⇒ ondergaan, dragen♦voorbeelden:meet the expenses • de kosten dekken -
15 jemandes Bekanntschaft machen
kennis met iemand maken, iemand leren kennenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandes Bekanntschaft machen
-
16 introduce
v. een nieuw voorstel; voorstellen, invoeren; introduceren; openen, beginnen met-; leren kennen[ intrədjoe:s]1 introduceren ⇒ voorstellen, inleiden2 invoeren ⇒ introduceren, naar voren brengen♦voorbeelden:this product will be introduced into Europe • dit product zal in Europa op de markt gebracht worden -
17 introduce to
introduce to -
18 make someone's acquaintance
-
19 wissen
wissen1 weten, kennis hebben van2 weten, kunnen♦voorbeelden:um, von jemandes Schwierigkeiten wissen • iemands moeilijkheden kennen〈 spreekwoord〉 was ich nicht weiß, macht mich nicht heiß • wat niet weet, dat niet deertII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 weten, kennen♦voorbeelden:sich zu benehmen wissen • zich weten te gedragenwas weiß ich! • weet ik veel!sie hält sich für wer weiß wie schön • zij vindt zichzelf geweldig mooider steckt wieder wer weiß wo • Joost mag weten waar die nou weer uithangtsich in Sicherheit wissen • weten dat men in veiligheid issich mit einer Sache viel wissen • prat gaan op ietsvon jemandem, einer Sache nichts wissen wollen • met iemand, iets niets te maken willen hebbendass du es nur weißt! • 't is maar dat je het weet!nicht, dass ich wüsste! • niet dat ik weet!soviel ich weiß • voor zover ik weet -
20 show
n. toneelstuk; opvoering; programma; tentoonstelling; amusementsvoorstelling, schouwspel, show; vertoon; schijn--------v. tonen, laten zien; duidelijk maken; aantonen, bewijzen; vertonen; tentoonstellenshow1[ sjoo]♦voorbeelden:a fine show of blossoms • een prachtige bloesemtooimake a show of one's learning • te koop lopen met zijn geleerdheidunder a show of benevolence • onder het mom van welwillendheidno show of resistance • geen enkel blijk van verzetgood show! • goed geprobeerd!put up a good show • een goede prestatie leverenlet's get this show on the road • laten we nu maar eens beginnengive the (whole) show away • de hele zaak verradensteal the show • de show stelen〈 informeel〉 all over the show • door elkaar, overal1 uiterlijk ⇒ schijn, opschepperij♦voorbeelden:she only does it for show • ze doet het alleen voor de show3 what's on show today? • wat wordt er vandaag vertoond?objects on show • de tentoongestelde voorwerpen————————show21 (zich) (ver)tonen ⇒ (duidelijk) zichtbaar zijn, (ver)schijnen, eruitzien, vertoond worden 〈 van film〉♦voorbeelden:his education shows • het is goed merkbaar dat hij goed onderlegd isthe scar still shows • het litteken is nog goed te zienyour slip is showing • je onderjurk komt eruittime will show • de tijd zal het lerenwhat's showing at the cinema? • wat draait er in de bioscoop?her Dutch accent still shows through • haar Nederlandse accent is nog (goed) hoorbaar¶ it just goes to show! • zo zie je maar!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aan)tonen ⇒ laten zien, tentoonstellen, vertonen2 uitleggen ⇒ demonstreren, bewijzen♦voorbeelden:show me an example • geef me een voorbeeldshe never shows her feelings • ze toont haar gevoelens nooitthis year's figures show some recovery • de cijfers van dit jaar geven enig herstel te zienwhich film are they showing? • welke film draaien ze?he has nothing to show for all his work • zijn werk heeft helemaal geen vruchten afgeworpenshow me the truth of what you're saying • bewijs me dat het waar is wat je zegtthis goes to show that crime doesn't pay • dit bewijst dat misdaad niet loonthe showed me how to write • hij leerde me schrijvenshow one's kindness • vriendelijk blijken te zijnimpressed by the vast knowledge she showed • onder de indruk van de enorme kennis die ze aan de dag legdeshow bad taste • van een slechte smaak getuigenshow someone in/out • iemand binnenlaten/uitlatenhe showed us (a)round the house • hij liet ons het huis zienshow her into the waiting room • breng haar naar de wachtkamerI'll show you out of the house • ik zal u uitlatenshow someone over the factory • iemand een rondleiding geven door de fabriek6 Lord, show mercy • Heer, schenk genade
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Weg (Subst.) — 1. A guter Weg krumm, ist nint um. (Deisslingen.) – Birlinger, 203. 2. Ach Gott, den Weg möten wi all, säd de oll Frû, dôr füert de Schinner mit de Koh ût n Stall. – Hoefer, 295; Schlingmann, 461. »Einer Fraw war die Kuh gestorben. Als dieselbe… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon